1. De geleerde professor Siroteau – verstrooid tot in de hoogste graad – is genoodzaakt zijn klas te verlaten om zeer legitieme redenen. Hij laat zijn boek liggen op de plek waar hij vandaan gaat, en komt in alle ernst terug met het object dat wij onder zijn arm zien.
2. Op een avond keert hij stijf van vermoeidheid terug van een wandeling waarin hij verschillende wetenschappelijke mysteries heeft uitgediept, denkt eraan te gaan slapen, maar legt zijn stok in bed en gaat zelf in de hoek staan waar hij gewoonlijk de stok neerzet.
3. Reizend per trein op de lijn van Brussel naar Luik voelt hij kriebels in de benen, en begint het scheenbeen van zijn buurman te krabben….
4. Meneer Siroteau wil opnieuw op reis gaan, en merkt bij het betreden van het station dat het regent. Hij keert terug naar huis om een paraplu te halen, maar de trein is intussen vertrokken en hij komt thuis doorweekt als een eend.
5. Een andere keer neemt hij zijn stok mee in plaats van zijn paraplu en vindt het vreemd dat hij geheel doorweekt is.
6. Hij bevindt zich weer in de klas en heeft een boek nodig, waartoe hij zich naar de bibliotheek begeeft , waar hij het boek laat liggen en vanwaar hij terugkeert met een ladder.
7. Na lange overdenkingen gaat hij naar bed, dooft zijn kaars met behulp van zijn slaapmuts, terwijl hij de domper op zijn schedel plaatst.